Zoeken
Op 12 maart 2014 werd het ontwerp van decreet betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften (het 'M-decreet’) definitief goedgekeurd door de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement. Het decreet heeft als doel om het Vlaamse onderwijs meer inclusief te maken. Nu belanden leerlingen met specifieke noden nog te vaak en te snel in het buitengewoon onderwijs.
Het M-decreet werd niet afgeschaft, maar vloeide over in het nieuwe Leersteundecreet. Dit decreet werd op 3 mei 2023 goedgekeurd in het Vlaams Parlement en op 5 mei 2023 bekrachtigd door de Vlaamse regering.
Let wel: het buitengewoon onderwijs blijft bestaan voor kinderen en jongeren die dat nodig hebben. Hieronder geven we je meer informatie over de veranderingen die het Leersteundecreet met zich meebrengt voor het buitengewoon onderwijs én voor het gewoon onderwijs.
Op de overheid rust een progressieve realisatieplicht met betrekking tot inclusief onderwijs nadat België het VN-Mensenrechtenverdrag Handicap in 2009 bekrachtigde. Het M-decreet bracht aanvankelijk een verschuiving van het aantal leerlingen in het buitengewoon onderwijs met zich mee. Deze verschuiving corrigeerde zich naar een toename van het aantal leerlingen in het buitengewoon onderwijs. Het M-decreet behaalde het beoogde doel niet.
Met het nieuw Leersteundecreet wil de Vlaamse Regering ervoor zorgen dat alle leerlingen zich optimaal kunnen ontwikkelen met maximale leerwinst en daarnaast wil men er ook in slagen om het beoogde doel van het M-decreet, het Vlaamse onderwijs meer inclusief maken, te behalen.
Het Leersteundecreet zorgt voor:
- Een definitief en duurzaam model voor leersteun
- Maatregelen ter versterking van het gewoon onderwijs
- Maatregelen ter bevordering van de kwaliteit van buitengewoon onderwijs en de afstemming tussen gewoon en buitengewoon onderwijs
Het Leersteundecreet gaat uit van de erkenning van de verschillen tussen de leerlingen. Diversiteitsdenken is dus het uitgangspunt. De specifieke onderwijsbehoefte wordt niet als een persoonlijk probleem (= medisch defect-denken of stoornisdenken) gezien, maar als een afstemmingsprobleem tussen de klas- en schoolcontext en de specifieke onderwijs- en opvoedingsbehoeften van de jongere (= sociaal model).
Men gaat dus minder uit van het medische label dat op een kind/jongere wordt gekleefd maar wel van wat een leerling met een specifieke onderwijsbehoefte nodig heeft aan aanpassingen.
Met het
decreet wil de minister maatregelen nemen voor het onderwijs aan leerlingen met
specifieke onderwijsbehoeften. De definitie van specifieke onderwijsbehoeften
blijft vrij algemeen. Nergens in het decreet wordt verwezen naar een diagnose
als voorwaarde. Dit zou namelijk niet stroken met het VN-verdrag inzake de
rechten van personen met een handicap omdat je daardoor leerlingen zonder
diagnose automatisch zou uitsluiten. Niettemin moet er duidelijk sprake zijn
van een functiebeperking, wat verwijst naar een persoonskenmerk. Een leerling
die problemen ondervindt die louter te wijten zijn aan contextfactoren (bijv.
kansarmoede, foute studiekeuze, problematische thuissituatie…) valt niet onder
deze definitie. Bij twijfel zal een goede samenwerking met het CLB cruciaal
zijn om hierover uitsluitsel te krijgen via een proces van handelingsgerichte
diagnostiek.
4.1
STRUCTUUR BUITENGEWOON ONDERWIJS
Het
buitengewoon onderwijs is ingedeeld in types. De types 1 en 8 werden omgevormd
tot type basisaanbod buitengewoon onderwijs.
Het aanbod
binnen het buitengewoon onderwijs ziet er als volgt uit:
Type basisaanbod: vroegere type 1 (licht mentale handicap) en type 8 (ernstige
leerstoornissen)
Type 2: kinderen of jongeren met een verstandelijke beperking
Type 3: kinderen of jongeren met een emotionele of gedragsstoornis, maar zonder
verstandelijke beperking
Type 4: kinderen of jongeren motorische beperking
Type 5: kinderen of jongeren in een ziekenhuis of in een preventorium of een
residentiële setting
Type 6: kinderen of jongeren met een visuele beperking
Type 7: kinderen of jongeren met een auditieve beperking, spraak- of
taalstoornis
Type 9: kinderen of jongeren met een autismespectrumstoornis, maar zonder
verstandelijke beperking
4.2 TOELATINGSVOORWAARDEN BUITENGEWOON ONDERWIJS
Om in te schrijven in het buitengewoon onderwijs gelden in grote lijnen
dezelfde regels als in het gewoon onderwijs. Er is echter een belangrijk
verschil: om in je kind in te schrijven in het buitengewoon onderwijs, heb je
een verslag nodig van een centrum voor leerlingenbegeleiding (= het CLB).
Uit dit verslag moet blijken dat redelijke aanpassingen niet mogelijk of niet
voldoende zijn om je kind de gewone leerdoelen (= het GC of gemeenschappelijke
curriculum) te laten halen in een gewone school. Je kind heeft dan een
individueel aangepast traject (= het IAC of individueel aangepast curriculum)
nodig. Men stelt hier een verslag voor een individueel aangepast curriculum in
het gewoon onderwijs of voor toegang tot het buitengewoon onderwijs voor op.
Dit wil dus zeggen dat je jouw kind met zo'n verslag zowel kan inschrijven in
het gewoon als in het buitengewoon onderwijs. Indien de keuze gemaakt wordt om
het kind in te schrijven in het gewoon onderwijs, dan wordt het kind onder
ontbindende voorwaarden of voorlopig ingeschreven. Dat wil zeggen dat er samen
(ouders, school en CLB) gekeken wordt of de school met redelijke aanpassingen
gepaste begeleiding kan kiezen.
Het verslag
Een verslag
bestaat uit een attest en een protocol. In het attest staat welk type buitengewoon
onderwijs het meest geschikt is (en voor het buitengewoon secundair onderwijs
ook welke opleidingsvorm het meest geschikt is). Het protocol bundelt alle
documenten die de oriëntering naar het type en de opleidingsvorm motiveren en
verantwoorden. Men kan alleen naar een school met het type (en in het secundair
onderwijs met de opleidingsvorm) waar het verslag naar oriënteert.
In het
leersteunmodel worden het gemotiveerd verslag (= toegang tot ondersteuning) en
het verslag (= toegang tot gewoon én buitengewoon onderwijs) vervangen door de
volgende drie verslagen:
- GC-verslag:
verslag gemeenschappelijk curriculum (= geen toegang tot buitengewoon
onderwijs)
- IAC-verslag:
verslag individueel curriculum (= toegang tot gewoon én buitengewoon
onderwijs)
- OV4-verslag:
verslag opleidingsvorm 4 (= toegang tot gewoon én buitengewoon secundair
onderwijs opleidingsvorm 4 of OV4)
5.1
INSCHRIJVINGSRECHT
Wat als
je kind met specifieke onderwijsbehoeften geen verslag voor het buitengewoon
onderwijs heeft (geen verslag of GC-verslag)?
Leerlingen
die voldoen aan de toelatings-en overgangsvoorwaarden zijn leerlingen die het
gemeenschappelijk curriculum kunnen volgen. Die leerlingen hebben, met
toepassing van gepaste maatregelen die proportioneel zijn, recht op inschrijving.
Wanneer tijdens de
schoolloopbaan de nood aan aanpassingen voor een leerling wijzigt en de
vastgestelde onderwijsbehoeften van die aard zijn dat een verslag dat toegang
geeft tot het buitengewoon onderwijs nodig is, organiseert de school een overleg met de
klassenraad, de ouders en het CLB. Men beslist op basis daarvan en nadat
het verslag werd afgeleverd, om de leerling op vraag van de ouders
studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast
curriculum of om de inschrijving van de leerling voor het daaropvolgende
schooljaar te ontbinden.
Wat als
je kind een verslag voor het buitengewoon onderwijs heeft (IAC-verslag of
OV4-verslag)?
Leerlingen die beschikken over een verslag dat
toegang geeft tot het buitengewoon basisonderwijs worden door de gewone school
altijd onder ontbindende voorwaarden ingeschreven.
Er wordt afgewogen of de aanpassingen (on)redelijk zijn. Vooraf moet de school
overleg plegen met de ouders, de klassenraad en het CLB over de aanpassingen
die nodig zijn om de leerling mee te nemen in het gemeenschappelijk curriculum
of om de leerling studievoortgang te laten maken op basis van een individueel
aangepast curriculum.
Indien de school na dit overleg de
disproportionaliteit van de aanpassingen die nodig zijn, bevestigt, wordt de
leerling geweigerd. De school zal bij het nemen van de beslissing over het
gemeenschappelijk curriculum steunen op de analyse die bij de opmaak van het IAC-
of OV4-verslag al is gebeurd. Uit dat verslag blijkt immers dat in een vorige
gewone school de aanpassingen disproportioneel of onvoldoende waren om de
leerling in het gemeenschappelijk curriculum te blijven meenemen. De school
dient dan ook niet opnieuw een uitgebreid afwegingsproces op te starten. Bij
een weigering wordt de inschrijving van de leerling ontbonden op het moment dat
de leerling in een andere school is ingeschreven en uiterlijk na 1 maand,
vakantieperioden niet inbegrepen, nadat de disproportionaliteit is bevestigd.
Leerlingen waarvoor het gemeenschappelijk
curriculum onhaalbaar is of voor wie de aanpassingen onredelijk zijn, kunnen
ook de vraag stellen om ingeschreven te worden op basis van een individueel aangepast curriculum. Een school
kan die leerlingen op basis van een individueel traject op vrijwillige basis
inschrijven in het gewoon onderwijs. Bij een weigering zal verwezen worden naar
het overleg dat heeft plaatsgevonden tussen de school, de ouders, de
klassenraad en het CLB.
Indien de school de aanpassingen wel proportioneel
acht, wordt de leerling effectief ingeschreven. In dat geval komt de leerling
in aanmerking voor aanvullende subsidiëring zoals van toepassing bij de
subsidiëring voor GON. Dat geldt zowel voor leerlingen die een
gemeenschappelijk curriculum volgen als voor leerlingen met een individueel
curriculum.
5.2
REDELIJKE AANPASSINGEN
Volgens het decreet hebben leerlingen met
specifieke onderwijsbehoeften recht op redelijke aanpassingen naargelang de
noden van de leerling.
Dit kunnen aanpassingen zijn aan klas-en
schoolomgeving (bijv. leerling in rolstoel kan alle lessen volgen in een lokaal
op het gelijkvloers), aanpassing in wat de leerkracht doet in de klas (bijv.
activiteiten duidelijk en op voorhand toelichten aan leerlingen met autisme) of
aanpassingen specifiek naar de leerling toe (bijv. leerling met dyscalculie mag
rekenmachine gebruiken tijdens examens).
Een
redelijke aanpassing is een aanpassing die:
-
doeltreffend
is;
-
een evenwaardige
participatie mogelijk maakt;
-
zorgt voor
de mogelijkheid tot zelfstandige participatie;
-
de veiligheid
waarborgt.
De disproportionaliteit
of onredelijkheid van maatregelen kan worden ingeroepen door de:
-
financiële
impact;
-
de
organisatorische impact;
-
de te
verwachten frequentie en duur van het gebruik van de aanpassing;
-
de impact
van de aanpassing op de levenskwaliteit van de gebruiker;
-
de impact
van de aanpassing op de omgeving en op andere gebruikers;
-
het
ontbreken van gelijkwaardige alternatieven;
-
het
verzuim van voor de hand liggende of wettelijk verplichte normen.
5.3 MEER DIVERSITEIT IN DE KLAS
Meer leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften zullen
in het gewone onderwijs schoollopen. Er zal nog meer gedifferentieerd te werk
gegaan worden dan vandaag de dag al het geval is. Onderzoek toont aan dat
maatregelen voor kinderen met specifieke noden goed zijn voor alle leerlingen.
De gemiddelde schoolprestaties zullen er niet op achteruitgaan. Integendeel:
leerlingen in een inclusieve klas hebben een betere morele ontwikkeling en een
tolerantere houding tegenover minderheden.
Leersteun is ondersteuning voor scholen voor gewoon
onderwijs waar leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften les volgen.
Leersteun bouwt verder op het beleid op
leerlingenbegeleiding dat elke basisschool en secundaire school voor
al haar leerlingen uitbouwt. De school werkt volgens het zorgcontinuüm om
samen met de ouders en het CLB alle leerlingen zo goed mogelijk te begeleiden door
middel van de brede basiszorg (fase 0), verhoogde zorg (fase 1) en uitbreiding
van zorg (fase 2).
Het zorgcontinuüm en leersteun
Fase
0: brede basiszorg.
Vanuit een
visie op zorg biedt de school alle leerlingen een krachtige leeromgeving aan.
De school stimuleert zoveel mogelijk de ontwikkeling van alle leerlingen, volgt
hen systematisch op en werkt actief aan de vermindering van risicofactoren en
aan de versterking van beschermende factoren.
Fase
1: verhoogde zorg.
De school neemt extra maatregelen die ervoor zorgen dat de leerling met specifieke onderwijsbehoeften het gemeenschappelijke curriculum kan blijven volgen.
Fase
2: uitbreiding van zorg.
Het CLB
krijgt een actieve rol en onderzoekt wat de leerling, de leraren en de ouders
kunnen doen en wat zij nodig hebben. Het CLB stelt nadien eventueel een
GC-verslag op, waarin het de nood aan leersteun motiveert. Dan kan de school
leersteun vanuit het leersteuncentrum inschakelen.
Als de fases 0 tot en met 2 zijn doorlopen en als het volgen van het gemeenschappelijke curriculum met redelijke aanpassingen niet haalbaar blijkt, kan het CLB een IAC-verslag opstellen voor toegang tot een individueel aangepast curriculum. Ook is er de mogelijkheid tot een OV4-verslag voor toegang tot opleidingsvorm 4.
Fase 3: Individueel
aangepast curriculum (IAC) of OV4-verslag
Het CLB
stelt een IAC-verslag op. Het IAC kan zowel in het gewoon als in het
buitengewoon onderwijs vorm krijgen. Een leerling met een IAC-verslag kan een
IAC volgen in een school voor gewoon onderwijs of kan zich inschrijven in een
school voor buitengewoon onderwijs. Dat is afhankelijk van de keuze van de ouders
en de leerling, maar ook van de redelijke aanpassingen die mogelijk zijn in een
school voor gewoon onderwijs. Het CLB onderzoekt de mogelijkheden, samen met de
ouders, de leerling en de school. Als de leerling een IAC in een school voor
gewoon onderwijs volgt, kan de school leersteun inschakelen van het
leersteuncentrum
Een
leerling kan ook een OV4-verslag krijgen wanneer er een zeer
intensieve ondersteuningsnood en doorgedreven aanpassingen nodig zijn om de
leerling het gemeenschappelijk curriculum te laten blijven volgen. De leerling
heeft dan toegang buitengewoon secundair onderwijs OV4 of kan les volgen in een
school voor gewoon onderwijs.
Wanneer leersteun?
Als de brede basiszorg en verhoogde zorg niet
volstaan en uitbreiding van zorg nodig is, of als een leerling een individueel
aangepast curriculum volgt of een traject volgt met een OV4-verslag, dan kan
een school voor gewoon onderwijs vanuit het leersteuncentrum extra
ondersteuning en expertise aanvragen.
Leersteun wordt steeds gegeven op basis van de
onderwijsbehoeften en ondersteuningsnoden van de leerling en de leerkracht(en).
Leersteun wordt zowel leerlinggericht, leerkrachtgericht als
schoolteamgericht ingezet, met twee belangrijke doelstellingen:
- Maximale ontplooiing,
leerwinst, welbevinden, zelfredzaamheid en volwaardige participatie van leerlingen met
specifieke onderwijsbehoeften die beschikken over een GC-verslag,
IAC-verslag of OV4-verslag.
- Versterken van de
competenties van leerkrachten en schoolteams in het begeleiden van
leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften en het creëren van een
inclusieve klaspraktijk en schoolcultuur.
Elke school voor gewoon onderwijs kiest een
leersteuncentrum waar ze mee samenwerkt.
Het Leersteundecreet trad in werking op 1 september 2023.