Ondersteuning voor leerlingen met extra zorgnoden in het gewoon onderwijs

Zoeken

Dit document is enkel zichtbaar voor leden van de VCOV.
Word nu lid
Ondersteuning voor leerlingen met extra zorgnoden in het gewoon onderwijs (VCOV, oktober 2023)
  • Adil werkt sinds het 5e leerjaar met een laptop in de klas omdat hij moeite heeft met schrijven. De ondersteuner helpt de leraar met het installeren van de digitale handboeken.
  • June heeft ASS. Dit maakt het soms moeilijk om de klasregels te begrijpen en na te leven. De ondersteuner helpt haar door de regels te visualiseren op een poster.
  • Joris vindt het moeilijk om zich voor te bereiden op de examens. De ondersteuner maakt samen met hem een realistische planning voor de examenweek.
  • Sara heeft meer tijd nodig om nieuwe leerstof te begrijpen. De ondersteuner zorgt samen met de leraar voor extra oefeningen en Sara krijgt meer tijd om haar taken af te werken.
  • Harun is blind. Zijn ondersteuner leert hem brailleschrift en laat zijn leerboeken omzetten in braille. 


Dit zijn voorbeelden van extra ondersteuning voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften (of extra zorgnoden). Ze volgen les in het gewoon onderwijs, maar krijgen extra hulp van een leraar van buiten de school. Deze ondersteuning werd vroeger georganiseerd door de ‘ondersteuningsnetwerken’ en wordt sedert september 2023 georganiseerd door de 'leersteuncentra'. 

Wat vooraf ging

Sinds de invoering van het M-decreet op 1 september 2015 was het de bedoeling dat er meer leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften les zouden volgen in het gewoon onderwijs. Dit leek aanvankelijk te lukken maar enkele jaren later bleek het tij te keren met als gevolg een toestroom naar het buitengewoon onderwijs. Aangezien de hoofddoelstelling van het M-decreet meer inclusie was, moest men zoeken naar oplossingen om meer inclusief onderwijs mogelijk te maken.

Door het oprichten van verschillende leersteuncentra en een betere begeleiding van leerkrachten te voorzien, hoopt men met de opvolger van het M-decreet, het Leersteundecreet, meer inclusief onderwijs te realiseren.

Hoofddoelstellingen 'leersteun'

De twee hoofddoelstellingen van leersteun zijn:

1) Het bevorderen van de maximale ontplooiing, de leerwinst, het welbevinden, de zelfredzaamheid en de volwaardige participatie van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon onderwijs.

2) Het versterken van de competenties van leraren en schoolteam in scholen voor gewoon onderwijs in het begeleiden van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften.

Beide doelstellingen helpen om een inclusieve klaspraktijk en schoolcultuur te creëren.

Flexibelere zorg

De ondersteuning zal flexibel ingezet kunnen worden. Men kan de ene keer (bijvoorbeeld: tijdens een overgangsmoment of stage) meer ondersteuning bieden en een ander moment minder ondersteuning. 

Hoeveel ondersteuning een kind zal krijgen is afhankelijk van welk type de ondersteuning moet komen. Zo is er een verschil tussen de financiering van de ondersteuning door de brede types (enveloppe-financiering) en de financiering van de ondersteuning van de kleine types (open-end- financiering). 

Brede types

Onder de brede types vallen de types basisaanbod, type 3 en type 9. De hoeveelheid ondersteuning is dus afhankelijk van het aantal leerlingen dat ondersteuning krijgt aangezien het leersteuncentrum een enveloppe (= bepaalde hoeveelheid middelen) krijgt. Deze middelen worden verdeeld onder alle leerlingen van de brede types die ze ondersteunen. 

De inhoud van de enveloppe wordt bepaald door enerzijds het aantal leerlingen op de scholen waar het leersteuncentrum mee samenwerkt (60% van de enveloppe) en door het aantal leerlingen met verslag (40%) op de scholen waar het leersteuncentrum mee samenwerkt. Dus des te meer leerlingen en des te meer leerlingen met een verslag (GC-verslag, IAC-verslag of OV4-verslag), des te meer middelen er gegenereerd worden.

Kleine types

De kleine types werken met een open-end-financiering en omvatten de types 2, 4, 6 en 7. Dat wil zeggen dat ze meer middelen krijgen wanneer er meer leerlingen worden aangemeld. Deze open-end-financiering werkt met punten. Zo zullen de leerlingen die een IAC- of OV4-verslag hebben, dan zullen ze evenveel punten genereren in het gewoon onderwijs als in het buitengewoon onderwijs. Deze punten worden door het leersteuncentrum omgezet in ondersteuning. 

Leerlingen met een GC-verslag zullen een aantal punten genereren die eveneens omgezet kunnen worden. Leerlingen met een IAC- of OV4-verslag hebben dus recht op meer ondersteuning dan leerlingen met een GC-verslag.

Voor welke leerlingen is deze ondersteuning?

Leerlingen op zorgniveau 'uitbreiding van zorg'
De mate waarin een leerling op school ondersteuning of zorg nodig heeft, wordt in 4 niveaus opgedeeld.


  • Goed onderwijs biedt zorg aan alle leerlingen: zowel leerlingen die het wat moeilijker hebben met sommige leerstofonderdelen, als leerlingen die snel informatie verwerken. Dit is het niveau van de brede basiszorg of fase 0. Bijv. het werken in niveaugroepen voor lezen of rekenen behoort tot deze fase.
  • Zorgniveau 1 is het niveau van de verhoogde zorg. Voor leerlingen waarbij het leren minder vlot verloopt, wordt samen met de zorgcoördinator bekeken welke extra zorg nodig is. Het blijft wel de klasleraar die deze extra zorg geeft in de klas. Denk bijv. aan het gebruik van kleine hulpmiddelen zoals een zakrekenmachine of spellingscorrector.
  • Zorgniveau 2 is het niveau van de uitbreiding van zorg. Hiervoor wordt samengewerkt met het CLB en/of andere specialisten zoals logopedisten, kinesisten… De zorgcoördinator neemt de zorg ook mee op in de klas. Pas vanaf dit zorgniveau kunnen de ondersteuningsnetwerken ingeschakeld worden! Op de andere niveaus worden scholen verondersteld zelf de nodige maatregelen te kunnen nemen.
  • Zorgniveau 3 is het niveau van onderwijs op maat. Als de geboden ondersteuning in het gewoon onderwijs niet volstaat, wordt bekeken of deze geboden kan worden in een school voor buitengewoon onderwijs. Ouders kunnen er ook voor kiezen om hun kind met een IAC (Individueel Aangepast Curriculum) of OV4-verslag in het gewoon onderwijs te houden. De leerdoelen zijn dan op maat van de leerling.
Tot wie moeten de ouders zich richten?

Elke school is zelf verantwoordelijk voor de brede basiszorg en de verhoogde zorg. Als je meent dat je kind extra ondersteuning nodig heeft, bespreek je dat best in eerste instantie met de klasleraar. Die kan de zorgcoördinator en het CLB betrekken. Als je meent dat je bekommernissen niet voldoende gehoord worden door de school, kan je als ouder ook op eigen initiatief naar het CLB stappen. Uiteraard geven we de voorkeur aan een constructieve samenwerking waarbij in nauw overleg tussen ouders en school naar de gepaste zorg voor elke leerling gezocht wordt.

Elk leersteuncentrum heeft een informatiepunt voor scholen en ouders. Wanneer je met vragen zit kan je tot dit informatiepunt richten. Aangezien elke school zelf koos bij welk leersteuncentrum ze zich aansloten (los van netten en koepels), richt je je als ouder tot het door de school gekozen leersteuncentrum.

Feedback geven