Tips voor een constructief gesprek met de school

Zoeken

Dit document is enkel zichtbaar voor leden van de VCOV.
Word nu lid
Tips voor een constructief gesprek met de school

1. Blijf er niet mee zitten

Heb je als ouder een probleem of zit je met een bezorgdheid over iets dat verband houdt met de school? Blijf er niet mee zitten. Alleen door er met de juiste persoon over te praten, kan de school weten dat er iets scheelt en naar een oplossing zoeken.

Het eerste aanspreekpunt is de klas- of vakleraar van je kind. Vragen of problemen die het individuele niveau overstijgen, kan je voorleggen aan de ouderwerking op school. (Zie ook Stappenplan: Heb je een probleem? Blijf er niet mee zitten!)

Als iedereen denkt: “Dat doet iemand anders wel”, gebeurt het waarschijnlijk nooit.

2. Bereid het gesprek voor

Zorg dat je het gesprek kan voorbereiden. Als iemand je onverwacht aanspreekt over iets belangrijks, mag je gerust een afspraak vragen om het grondig te bespreken. Luister kort waarover het gaat en geef aan dat je hier graag voldoende tijd voor maakt op een ander moment. Zoek indien nodig vooraf informatie op, bv. in het schoolreglement. Zeker als je boos bent, is het een goed idee om wat tijd te kopen.

Bedenk vooraf wat je wil bereiken in het gesprek en hoe je dit zal aanpakken. Een lijstje opstellen met wat je wil vragen of bespreken helpt om houvast te vinden en niks te vergeten. Eventueel kan je het aankomende gesprek bespreken met een goede vriend, een familielid of iemand met kennis van zaken. Houden je argumenten steek? Zie je iets over het hoofd?... Als je twijfelt of je je emoties onder controle kan houden, is het misschien een goed idee om een vertrouwenspersoon mee te nemen naar het gesprek. Meld dit wel op voorhand.

Spreek niet alleen een beginuur af, maar ook een einduur. Dan weet je hoeveel tijd voorzien is en kan je op tijd tot concrete afspraken proberen te komen of een nieuwe afspraak plannen.


3. Stel je positief op

Probeer in elk gesprek iets positiefs te zeggen. Een hartelijk begin van het gesprek is de eerste stap, bv. “Bedankt dat u tijd vrijmaakt” of “Fijn dat ik zo snel kon komen”.

Stel je open en begripvol op. Onderwijsprofessionals lopen soms ook tegen beperkingen aan. Dit kan voor frustraties zorgen. Het helpt als je dan aangeeft dat je hen persoonlijk niets kwalijk neemt. Samen de mogelijkheden bekijken en nagaan wat haalbaar is, is de boodschap. Bied aan dat je steeds bereid bent mee naar oplossingen te zoeken. Waarmee kan jij als ouder helpen? Wat verwacht de school van jou? Hoe kan je het voor de school makkelijker maken?

Je mag vastberaden zijn, maar probeer niet arrogant over te komen. Wederzijds vertrouwen is erg belangrijk voor een constructief gesprek. Dit bereik je door open te staan voor de ander, door hem/haar te laten uitpraten en door actief te luisteren.

Een compliment of erkenning geven werkt altijd: “Ik weet dat u zich erg inspant” of “U doet al heel veel”.

4. Luister aandachtig en actief

Stel vragen en graaf dieper door, bv. “Ik hoor u zeggen dat..., wat bedoelt u daar precies mee?”. Probeer algemene uitspraken concreet te maken door te vragen naar waarneembaar gedrag of feiten, bv. “Hij/zij stoort de klas”, “U zal hem/haar in het oog moeten houden” of “Dat zal men niet zien zitten”. Wat wordt hier precies mee bedoeld? 

Vat regelmatig kort samen, bv. “Heb ik het juist begrepen dat...?”. Oordeel niet te snel. Elk verhaal heeft twee kanten en het is belangrijk dat je ze allebei beluistert.

Let op de non-verbale communicatie die je ziet. Bij twijfel, verwoord wat je ziet, bv. “Ik zie u de wenkbrauwen fronsen, betekent dit dat u niet herkent wat ik net vertelde?” of “Ik hoor u zuchten”. Het helpt om ik-boodschappen te gebruiken in plaats van jij-boodschappen, bv. “Ik zit ermee in dat mijn zoon/dochter tot laat in de avond voor school werkt” i.p.v. “Jij geeft veel te veel taken!”.

Durf soms ook een stilte te laten vallen tijdens het gesprek. Het geeft de tijd om even na te denken en eventuele emoties te laten bezinken. Verwoord gerust je eigen emoties, bv. “Dit had ik niet verwacht”, “Dit raakt me erg”.


5. Erken de professionaliteit van de school

Erken dat leraren in de klas verantwoordelijk zijn en ouders thuis, maar dat jullie er samen verantwoordelijk voor zijn dat je kind optimaal kan leren en zich ontwikkelen.

Wees je ervan bewust dat je kind zich thuis anders gedraagt dan op school. Ga hier niet over in discussie. Een leraar ziet je kind in een andere omgeving, op een andere manier. Een leraar heeft bovendien referentiepunten om je kind mee te vergelijken, nl. de klas- of leeftijdgenoten.

Jij kent je kind wel het best, maar het is normaal dat je bevooroordeeld bent.

Je kan een verklaring proberen te vinden voor het verschil. Vraag concrete voorbeelden en zeg het als je dit gedrag thuis niet ziet. Herken je het wel? Vertel dan hoe je er thuis mee omgaat.

Heb je gegronde redenen om de professionaliteit van je gesprekspartner in vraag te stellen? Blaas geen bruggen op maar overweeg verdere stappen. (zie tip 10)


6. Wees je bewust van verschillende (opvoedings)visies


Iemand anders hoeft geen ongelijk te hebben, als jij gelijk hebt. School en ouders redeneren vanuit een andere, maar voor hen logische en oprechte visie op opvoeding en onderwijs. Er kunnen verschillen zijn op het vlak van straffen en belonen, vrijheid en zelfstandigheid, het kind eigen keuzes laten maken...

De regels van de school moet je aanvaarden, ook al ben je het er niet mee eens. Lees het schoolreglement na, bv. wat zijn de kledijvoorschriften? Welke sancties worden er wanneer en door wie gegeven?... Als je je ergens niet in kan vinden, kan je dit beargumenteren maar zolang je kind is ingeschreven in de school, moeten jij en je kind er zich aan houden. Je hebt het schoolreglement immers ondertekend bij de inschrijving.


7. Formuleer problemen in concreet gedrag


Breng het probleem in kaart: wat houdt het precies in, hoe lang is het aan de gang, hoe is het geëvolueerd? Omschrijf het probleem zo concreet mogelijk. Leg helder uit wat er precies gebeurd is, hoe vaak, waar, wie er betrokken is… Zo krijgt iedereen concreet zicht op de feiten. Stel bijkomende vragen en vraag om voorbeelden te geven.

Verlies je niet in details of anekdotes, bv. een incident dat zich voordeed. Als blijkt dat het iets is waar overleg over aangewezen is, maak daar dan een aparte afspraak voor. Zeg dat je dit ernstig neemt en er zeker over wil praten, maar dat je nu komt voor iets anders.  


8. Zoek samen naar een oplossing

Benadruk dat je samen als partners naar een oplossing wil zoeken. Als je samen tot een gedragen oplossing komt, kom je veel verder. Soms helpt het omgekeerd te werk te gaan: wat willen we als resultaat? Vaak zal blijken dat dat voor beide partijen hetzelfde is. Ga de dialoog aan over de weg ernaartoe. Discussiëren zet meestal geen zoden aan de dijk.

Als je een suggestie doet, vraag dan of ze haalbaar is of wat er daartoe nodig is. Leg de praktische afspraken duidelijk vast en spreek goed af wie wat doet. Verwacht niet dat complexe vragen meteen opgelost kunnen worden, maar stap voor stap moet er wel zicht komen op perspectief en een tijdspad.

Vraag indien nodig bedenktijd zodat je de voorgestelde oplossingen even kan laten bezinken, thuis bespreken, voorleggen aan een deskundige of terugkoppelen naar de ouderwerking. Spreek af wanneer je antwoord zal geven.


9. Vraag naar opvolging


Probeer helder te krijgen wie wat gaat doen. Spreek af tegen wanneer en plan meteen een nieuwe afspraak (of een andere manier om elkaar op de hoogte te houden). Op deze manier merkt de school dat je de vinger aan de pols houdt en dat je het probleem niet wil laten aanslepen.

Tijdens het gesprek kan je korte aantekeningen maken van de gemaakte afspraken. Zeg op voorhand even waarom je dit doet. Achteraf ben je misschien te overweldigd om goed weer te geven wat er afgesproken werd. Als je geen verslag krijgt, kan je je eigen verslag bezorgen met de gemaakte afspraken en belangrijke uitgangspunten of uitspraken. Vraag of je gesprekspartner het eens is met de inhoud van het verslag.   

Sta op het einde van het gesprek ook even stil bij de feedback die je aan je kind, collega-ouders, de ouderwerking… geeft over het gesprek.


10. Als je geen perspectief krijgt


Lukt het niet om tot een oplossing te komen waar je je kan in vinden? Of heb je het gevoel dat je zorgen niet ernstig genomen worden? Kaart dit dan aan bij iemand anders.

Na de klas- of vakleraar, kan je (in het secundair onderwijs) terecht bij de graadcoördinator. Naargelang het probleem, is misschien de zorgcoördinator (basisonderwijs)/leerlingbegeleider (secundair onderwijs) of de CLB-medewerker de aangewezen persoon om contact mee op te nemen. Ook de directeur is zeker een optie. Krijg je bij de directeur geen gehoor, wend je dan tot het schoolbestuur. De gegevens vind je op de website van de school en op de website van Onderwijs Vlaanderen.

Binnen het onderwijslandschap zijn er diverse instanties die klachten van ouders behandelen. Meestal gaat het om een louter juridische benadering: zijn de juiste procedures op een correcte manier gevolgd? Neem contact op met de VCOV om te bekijken of en welke externe hulp ingeschakeld kan worden.









Feedback geven