Hoeveel begeleiders moet de school voorzien bij een buitenschoolse activiteit?

De wet schrijft geen norm voor in verband met het minimum aantal begeleiders. Scholen zijn echter verplicht te handelen als ‘goede huisvader’ (algemene zorgvuldigheidsnorm). De goede huisvader is een juridisch principe dat ervan uit gaat dat iemand zich verantwoord gedraagt en doet wat nodig is om schade te voorkomen. Volgens dit principe heeft de school een verantwoordingsplicht voor de daden die zij stelt of niet stelt. De school heeft ook een organisatie- en toezichtplicht.
Het schoolbestuur draagt de verantwoordelijkheid. In de praktijk is het de directie die van het schoolbestuur de bevoegdheid krijgt om beslissingen te nemen. De school is via de schoolpolis verzekerd voor eventuele ongevallen op school of tijdens buitenschoolse activiteiten. Wanneer de school de algemene zorgvuldigheidsnorm niet naleeft, zal de rechtbank dit onderzoeken en kan het zijn dat de schoolpolis niet tussenkomt. Op dat moment wordt nagegaan wie persoonlijk aansprakelijk gesteld kan worden.
Hoewel er wettelijk geen aantal begeleiders is bepaald, adviseert de VCOV toch om minstens 2 begeleiders mee te sturen per groep. Wanneer er zich bijv. iets voordoet met een kind, is er in het geval van 2 begeleiders altijd iemand om de groep te bewaken terwijl één iemand zich over het kind ontfermt. In noodsituaties moeten de begeleiders altijd contact kunnen opnemen met de school.
Bij de jongste kleuters adviseren we minstens 3 volwassenen. Bij grotere groepen voorziet de school best per 10 à 12 leerlingen een extra begeleider, voor de jongste kleuters per 7 à 8 kleuters.
De ouderwerking kan zeker een steentje bijdragen! Bijv. door een lijst van vrijwillige (groot)ouders samen te stellen die mee willen begeleiden op uitstap. Buitenschoolse activiteiten en de begeleiding hierbij kunnen zeker ook geagendeerd worden op een ouder- of schoolraad. Eventueel kan de preventieadviseur of de externe preventiedienst van de school uitgenodigd worden.

Moet de school opvang voorzien?

In het basisonderwijs moet een school instaan voor (gratis) opvang en toezicht tijdens de periode van de normale aanwezigheid van de leerlingen. Die periode loopt vanaf :

  • 15 minuten voor de eerste les 's morgens tot 15 minuten na de laatste les 's middags, en
  • 15 minuten voor de eerste les 's middags tot 15 minuten na de laatste les 's avonds.


Veel scholen zorgen voor meer opvang, maar zijn daartoe niet verplicht. Een school kan voor vrijwillige opvang een financiële bijdrage aan de ouders vragen.

Sinds 1 januari 2021 is het decreet 'Buitenschoolse opvang en activiteiten' van kracht. Het decreet regelt de organisatie van de naschoolse opvang en de afstamming tussen allerlei buitenschoolse activiteiten. Het lokaal bestuur (gemeentebestuur en bestuur van het OCMW) neemt de regie op. Het lokaal bestuur neemt het initiatief om een lokaal samenwerkingsverband op te richten. Scholen zijn een belangrijke partner hierin. De invoering van het decreet maakt dat de afspraken over de buitenschoolse opvang door het lokaal samenwerkingsverband gemaakt worden.

Bron: onderwijs.vlaanderen.be en Katholiek Onderwijs Vlaanderen